Door Allard van Gent (Berlijn)
Op woensdag 29 oktober gaat Nederland naar de stembus. Ik heb mijn stem als kiezer buiten Nederland al uitgebracht. Het stembiljet ligt in een kartonnen stembus van de ambassade in Berlijn.
Volgens de peilingen lijkt de woede opnieuw te winnen van de rede. Hoe kan het dat de partij van Geert Wilders er, na een mislukte regeringsperiode, weer zo goed voorstaat? Elders in Europa zien we hetzelfde patroon: de AfD in Duitsland, Le Pen in Frankrijk, Meloni in Italië. Overal groeien bewegingen die hun kracht niet ontlenen aan argumenten, maar aan gevoelens. Sigmund Freud zou dit fenomeen niet vreemd hebben gevonden.
Het onbehagen in de cultuur
In 1930 publiceerde de beroemde psychoanalyticus Das Unbehagen in der Kultur, zijn diepste analyse van de spanning tussen individu en samenleving. Volgens hem berust beschaving op de onderdrukking van instincten. Agressie, drift en lust worden beteugeld zodat mensen kunnen samenleven, maar juist daardoor ontstaat innerlijke onvrede. Wie kent het niet, zou ik bijna zeggen. Toch is het raadzaam bij deze innerlijke onvrede de oplossing niet in de politiek te zoeken. Volgens Freud – en ik ga daarin mee – is dat onbehagen geen defect van de moderne tijd, maar haar fundament. Elke samenleving leeft van wat zij onderdrukt.
Vandaag de dag lijkt een onderdrukte ontevredenheid opnieuw de kop op te steken. De burger die zich “niet gehoord voelt” is niet alleen slachtoffer van beleid, maar ook van een cultuur die te veel van hem vraagt: beheersing, flexibiliteit, aanpassing.Wat Freud in zijn tijd als innerlijke spanning beschreef, manifesteert zich nu in de publieke ruimte.
De leider als vaderfiguur
In Massenpsychologie und Ich-Analyse (1921) beschreef Freud hoe mensen in groepen hun kritische vermogens verliezen en zich emotioneel verbinden met een leider. Die leider vervangt het Ik-ideaal – de morele instantie die normaal in onszelf huist – en wordt een vaderfiguur die orde schept in een chaotische wereld. “De leider van de massa,” schreef Freud, “treedt in de plaats van het Ik-ideaal. In zijn naam is alles geoorloofd.”
Populistische leiders bedienen zich van dat mechanisme. Ze bieden geen rationeel programma,maar een emotionele identificatie. Ze spreken tot een collectief onderbewuste dat hunkert naar eenvoud, duidelijkheid en bescherming. Hun kracht ligt niet in oplossingen, maar in erkenning: ik begrijp uw woede, ik benoem uw angst.
De ratio heeft daar weinig tegenin te brengen. Wie de wereld ervaart als bedreigend, zoekt geen analyse, maar een beschermer. Daarom zijn volgens mij veel PVV-kiezers niet vatbaar voor argumenten van andere partijen: ze hebben hun “vader” al gevonden. Ze blijven veilig bij hem in de buurt, in de hoop dat de door hun leider beloofde rust ooit terugkeert.
De oervader
Freuds eerdere werk Totem und Tabu (1913) legt de mythische basis van die drang bloot. De mens, zo stelde hij, leeft in de schaduw van de oervader – de tiran die ooit werd gedood en sindsdien in symbolische gedaante terugkeert als religie, wet en autoriteit.
Elke maatschappij, aldus Freud, rust op verdrongen schuld: we verlangen naar vrijheid, maar ook naar orde en tucht. Rechtspopulisme leeft precies van die ambivalentie. Het belooft bevrijding van de elite en herstelling van gezag tegelijk. De leider die zogenaamd het volk emancipeert, herstelt in feite de figuur van de almachtige vader. Het is een regressieve beweging, terug naar het verlangen dat beschaving ooit moest temmen.
Elke maatschappij, aldus Freud, rust op verdrongen schuld: we verlangen naar vrijheid, maar ook naar orde en tucht. Rechtspopulisme leeft precies van die ambivalentie. Het belooft bevrijding van de elite en herstelling van gezag tegelijk. De leider die zogenaamd het volk emancipeert, herstelt in feite de figuur van de almachtige vader. Het is een regressieve beweging, terug naar het verlangen dat beschaving ooit moest temmen.
De onmogelijkheid van het gesprek
Dat verklaart ook waarom de groep die zich tot zulke leiders wendt vaak immuun is voor argumentatie. Niet omdat ze overtuigd zijn door redeneringen, maar omdat ze zich emotioneel met hem verbonden voelen. Wie zich eenmaal hecht aan een symbool van orde, ervaart kritiek als persoonlijke aanval. In termen van Freud:het Ik-ideaal ligt buiten henzelf; het mag niet worden aangetast. Freud schreef in Het onbehagen in de cultuur dat “het verstand zwak is tegenover de hartstochten”. Dat is geen pessimisme, maar een waarschuwing. De politiek die mensen enkel aanspreekt als rationele kiezers, miskent de diepte van hun psychische behoeften.
Begrijpen om te behoeden
Freud geloofde niet dat de mens ooit vrij zou worden van zijn driften. De taak van beschaving was voor hem niet om ze uit te bannen, maar om ze te herkennen en te temmen.
Ik zou er zelf aan toevoegen: om ze te herkennen en er constructief mee om te gaan – door te sporten, te mediteren of een afleiding te zoeken die de driften niet verder voedt. Misschien geldt dat ook voor onze democratie. Zolang we het irrationele negeren – de angst, de woede, de hunkering naar erkenning – blijft het als een verdrongen kracht terugkeren, telkens in een nieuwe politieke gedaante. Het onbehagen is niet verdwenen. Het heeft alleen een stem gekregen, een gezicht, een partij. Wie dat wil begrijpen, hoeft niet naar de peilingen te kijken, maar naar Freud– en naar zichzelf.
Ik zou er zelf aan toevoegen: om ze te herkennen en er constructief mee om te gaan – door te sporten, te mediteren of een afleiding te zoeken die de driften niet verder voedt. Misschien geldt dat ook voor onze democratie. Zolang we het irrationele negeren – de angst, de woede, de hunkering naar erkenning – blijft het als een verdrongen kracht terugkeren, telkens in een nieuwe politieke gedaante. Het onbehagen is niet verdwenen. Het heeft alleen een stem gekregen, een gezicht, een partij. Wie dat wil begrijpen, hoeft niet naar de peilingen te kijken, maar naar Freud– en naar zichzelf.